Uit voorzorg sloot het Rijksmuseum in Amsterdam in augustus 1939 de deuren. Er werden maatregelen getroffen om het nationaal kunstbezit te beschermen. Daartoe werden onder meer speciale opslagplaatsen gebouwd in de duinen.
Eind 1941 diende het duingebied echter op last van de Duitse bezetter te worden ontruimd in verband met de bouw van de Atlantikwall, een defensiegordel langs de Europese westkust. In overleg met de bezettingsautoriteiten besloot de Rijksgebouwendienst om een kluis uit te houwen in de Sint Pietersberg bij Maastricht. De klus in het noordelijk gangenstelsel nam maanden in beslag en was op 1 maart 1942 voltooid. De bunker lag 35 meter onder de grond en was bereikbaar via reeds bestaande mergelgangen. De betonnen wanden waren slechts een halve meter dik, maar daar lag wel 33 meter mergelsteen boven en dat bood voldoende bescherming. Aldus de deskundigen.
De officiële naam was Rijksbewaarplaats nr. 9, maar de bunker werd vooral bekend als 'de kluis'. Het eerste transport was op 24 maart 1942 en bestond uit een lange reeks treinwagons met op elke wagon een vrachtwagen beladen met schilderijen. Ruim drie jaar later keerden de eerste kunstwerken ongeschonden terug naar het Rijksmuseum. Sinds 2005 is de kluis toegankelijk voor publiek.