Door de aanwezigheid van veel jonge, vaak ongehuwde mijnwerkers telde de stad voor de oorlog heel wat uitgaansgelegenheden zoals theaters, bioscopen en danszalen. Op hun beurt hadden de mijndirecties gezorgd voor andere, nog veel noodzakelijker voorzieningen. Zo kregen de roetzwarte mijnwerkers na de ploegendienst alle ruimte om te douchen.
Tijdens en na de bevrijding gingen ook de Amerikaanse bevrijders gebruik maken van zulke faciliteiten.