Hotel Veerman wordt in mei 1940 overgenomen door het echtpaar Peet-van Ommen. Zij hebben in Amsterdam veel horeca-ervaring opgedaan en beginnen hier in Wijhe voor zichzelf. Ondanks dat de oorlog net is uitgebroken gaan de zaken voorspoedig voor het echtpaar. Plaatselijke verenigingen hebben er hun thuishonk. De biljartclub, de gymnastiekclub, de dansvereniging, allemaal hebben ze bij Veerman hun wekelijkse avonden.
Ook de sociëteit is altijd druk bezocht. In de loop van de oorlogsjaren wordt hier steeds vaker over het verloop van de oorlog gesproken, worden er illegale bladen gelezen en gaat het nieuws van de Koninklijke familie van mond tot mond. Eén van die regelmatige bezoekers is kapitein Walta. Hij werkt weliswaar bij de Nederlandse Arbeidsdienst, maar onderhoudt ook contact met het verzet.
Ergens in 1942 kruist zijn oude dienstmakker Jan Dalemans zijn pad, precies hier in Hotel Veerman. Dalemans werkt voor de Amsterdamse illegaliteit, zorgt voor het onderbrengen van Joodse onderduikers, bezorgt bonkaarten en illegale bladen. Ze zetten samen een plan op om Amsterdamse bejaardentehuizen aan extra voedsel te helpen. Walta kent de mensen in de omgeving van Wijhe goed en kan makkelijk voor eten zorgen. Dalemans rijdt met de auto naar Amsterdam.
In die oorlogsjaren kent Hotel Veerman een bont gezelschap van gasten van zowel handelaren als NSB’ers, Duitse officieren en zelfs Joodse onderduikers. Of iemand van hen Jan Dalemans heeft verraden is onbekend. Feit is dat Jan Dalemans gearresteerd wordt en naar Scheveningen wordt gebracht. Hij sterft voor een vuurpeloton op de Waalsdorpervlakte. Het was zijn wens dat Hotel Veerman na de oorlog verder zou gaan als ‘het Oranjehotel’. En zo gebeurde het ook.