Vanaf het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog was Nederland het toneel van veel luchtgevechten tussen geallieerde en Duitse vliegtuigen. Omdat Nederland tussen Duitsland en Engeland lag en verschillende delen ervan (zoals het IJsselmeer) voor de navigatie uit de lucht goed herkenbaar zijn, speelden zich in de lucht boven Nederland vele gevechten af. Als onderdeel van hun luchtverdediging richtten de Duitsers hier veel radar- en luchtdoelgeschut stellingen en vliegvelden in.
Nederland moest het "Vorfeld van de Reichsluftverteidigung" worden. Vanuit Nederlandse vliegvelden opereerden veel Duitse jachtvliegtuigen, sommige met zeer succesvolle vliegers. De luchtslagen werden zowel overdag als 's nachts uitgevochten. Amerikaanse zware bommenwerpers vlogen overdag via Nederland naar Duitsland en Britse 's nachts. Britse bommenwerpers werden vaak door Duitse nachtjagers met behulp van radar van onderen aangevallen, waar ze onverdedigd waren. Als een bommenwerper aangevallen werd, kon hij alleen in een tolvlucht proberen te ontkomen. Dit ging soms goed, soms niet.