Terwijl de Wehrmacht zijn hoofdkwartieren gedurende de oorlog meer naar het binnenland verplaatste, bleef de Hofstad het politieke centrum van de bezetting. Dit was niet de meest veilige locatie vanwege de kans op een invasie, maar Seyss-Inquart wilde zijn standplaats Den Haag niet verruilen voor een veiligere plek in het oosten van het land. Dit zou een teken van zwakte zijn en blijk geven van angst richting de bevolking. Hitler stond achter deze keuze, op voorwaarde dat Seyss-Inquart een goede persoonlijke bescherming tegen (lucht)aanvallen zou regelen.
Na eerst te hebben overwogen een militair steunpunt in de omgeving van het Plein aan te leggen waar Seyss-Inquart zijn kantoor had, koos hij voor zijn landgoed. In 1942 vond dichtbij de bouw plaats van een “erstklassige Polizeikaserne [..] und daneben einen Bunker, der sich sehen lassen kann”, zo schreef hij in een telexbericht aan de hoogste baas van de SS, Heinrich Himmler. Het ging over een kazerne aan het einde van de Wassenaarseweg, die zou dienen als thuisbasis voor SS-Polizei, en over de naastgelegen enorme bunker die in noodgevallen zou worden gebruikt door hemzelf, de staf van het Reichskommissariat en de commandant van de plaatselijke militaire eenheid.
De bunker van twee etages kreeg met duizenden dakpannen een groot zadeldak en door de bunkermuren deels te bekleden met bakstenen en deels te beschilderden verwachtten de Duitsers dat de bunker vanuit de lucht onherkenbaar zou zijn. Het zou lijken op een enorme boerderijstal of fabrieksgebouw. Twee kolommen op het dak wekten de indruk schoorstenen te zijn, maar waren in werkelijkheid luchtwachtposten of opstellingen voor licht luchtafweergeschut. Aan een van de kopse kanten was een forse keukenbunker aangebouwd.
Het militaire steunpunt sloot aan op de Stützpunkgruppe Scheveningen. Het landfront daarvan werd verlengd (en verlegd) in ruime boog rondom Clingendael, zodat het veilig binnen de vergrootte Hauptkampflinie van de Stützpunkgruppe kwam te liggen. Het bestuurlijk centrum voor de bezetter werd daarmee een onderdeel van de Atlantikwall. Aan de oostkant van het landgoed werd een tankgracht gegraven die nog steeds te zien is. Ongeveer de helft van het bos werd gekapt voor vrij schootsveld.
Ook ten zuiden en westen werd de tankgracht doorgetrokken, dwars door het Haagse Bos en het Malieveld. Achter de tankgracht kwamen gewapend betonnen bunkers, waaronder veel exemplaren voor antitankkanonnen die Seyss-Inquart had weten te regelen.
Zowel de bunker als de kazerne zijn na de oorlog lang in gebruik geweest bij de Koninklijke Landmacht als de Julianakazerne. Toen deze vertrok kreeg het karakteristieke kazernegebouw een woonbestemming. In de leegstaande bunker (anno 2025) worden regelmatig rondleidingen gegeven door Stichting Atlantikwall Museum Scheveningen.