Aanleiding voor de spontane landelijke april-mei staking was de bekendmaking op 29 april 1943 dat 300.000 Nederlandse oud-militairen, die gevochten hadden in 1940, zich moesten melden om opnieuw in krijgsgevangenschap te gaan.
Het doel van de bezetter was om de mannen te werk te stellen in Duitsland. Door de vele Duitse doden tijdens de slag om Stalingrad was er extra mankracht nodig om de Duitse oorlogsindustrie draaiende te houden. Duitse arbeiders werden in de Wehrmacht opgenomen en Nazi-Duitsland had dus arbeidskrachten uit andere landen nodig. Nederlanders die weigerden te werken in Duitsland konden op strenge maatregelen rekenen. Dit leidde tot grote woede onder de bevolking en men pikte het niet meer.
De eersten die het werk neerlegden, waren de arbeiders van machinefabriek Stork in Hengelo. Ze belden met bedrijven in de omtrek én met bevriende bedrijven in het hele land. Een belangrijke rol in de verspreiding van de staking werd gespeeld door Femi Efftink, de telefoniste van Stork. Zij verbond op eigen initiatief tientallen oproepen door naar andere bedrijven in Hengelo en omliggende plaatsen. Overal herhaalde ze dezelfde boodschap: “Stork staakt, staakt u ook?”.
Dankzij haar telefoontjes verspreidde het nieuws zich razendsnel door het hele land. Meer dan 200.000 mannen en vrouwen legden het werk neer. Het werd de grootste staking uit de Nederlandse geschiedenis en de grootste massale verzetsactie in bezet Europa. De nazi’s sloegen de staking met harde hand neer door na twee dagen (op 1 mei 1943) het standrecht in te voeren: personen werden zonder of na een summier proces ter plekke geëxecuteerd.
Ook in Friesland sloten velen zich aan bij de staking, die in het noorden bekend stond als ‘de melkstaking’. Boeren leverden geen melk meer aan de melkfabrieken. Een van hen was Freerk Wijma, een 44-jarige boer uit Sumar. Op 4 mei 1943 kwam een patrouille van de Ordnungspolizei een boerenarbeider tegen met een half gevulde bus melk bij zich. Hij werd gedwongen te zeggen waar de melk vandaan kwam. De melk was afkomstig van Wijma, waarna de patrouillewagen doorreed naar diens boerderij.
De boerderij werd meteen afgezet door de Duitsers. Wijma probeerde nog te ontkomen via een slaapkamerraam maar dat lukte niet. Op de vraag of hij die morgen melk had geleverd aan de fabriek antwoordde Wijma dat hij dat niet had gedaan. Toen kreeg hij het bevel mee te gaan naar Leeuwarden. Dat weigerde de boer. Hij moet gezegd hebben: “Als ik toch sterven moet, schiet me dan maar dood op mijn eigen grond”. Toen Wijma voor de tweede keer weigerde mee te gaan, gaf de Duitse commandant opdracht te schieten. Wijma werd van dichtbij geraakt in zijn hoofd. Later op de middag overleed hij. Freerk Wijma is daarmee een van de tientallen slachtoffers van het standrecht tijdens de staking.
In retrospectief kan de staking gezien worden als een kantelmoment in de bezettingsperiode. Waar de Nederlanders in de eerste jaren de bezetting grotendeels gelaten ondervonden, zo kwam er na de Melkstaking verandering in die houding. Vanaf dat moment was de bereidheid om zich aan te melden bij het verzet of onderduikers op te nemen aanzienlijk groter.