Op 20 december 1944 trokken de eerste Duitse eenheden door La Roche-en-Ardenne in noordwestelijke richting, met als doel de haven van Antwerpen te bereiken. De Duitse aanval werd meerdere malen beantwoord. Op 26 december waren de bruggen over de Ourthe nog intact. Het geallieerde commando gaf opdracht tot een massaal bombardement op de Duitse stellingen in de stad. De burgerbevolking zat in de val door de aanhoudende bombardementen en al snel vielen de eerste slachtoffers.
De bombardementen gingen door op 27 december. Het bevel was gegeven om de resterende Duitse troepen te vernietigen en elke vluchtpoging van de bezetter te verhinderen. De inwoners zaten verscholen in kelders en baden onophoudelijk in de hoop op een pauze. Naoorlogse getuigen beschrijven scènes van ongekende gewelddadigheid. Muren stortten in, ramen explodeerden, huizen werden opengereten of in een puinhoop veranderd. Alles stortte in onder het aanhoudende ritme van de bommen: bomen, bakstenen, aarde ... Jean Lefèvre uit La Roche schreef hierover als volgt:
“De luchtaanval op de stad was onverwacht en onbegrijpelijk voor ons. De verwoestingen, branden, doden en gewonden moest paniek veroorzaken. Verbijsterde groepen mensen steunden elkaar, dwaalden door de straten zonder te weten welke richting ze op moesten. Deze ongelukkigen droegen een bundel met een deken over hun schouder, duwden soms een handkar voor zich uit, een kruiwagen waarop een zieke, een bejaarde of een kreunende gewonde een plek had gevonden. “
Sommige inwoners slaagden erin tussen de aanvallen door de stad te ontvluchten; anderen werden gered. Onder het toenmalige 500-tal inwoners vielen 114 burgerslachtoffers bij de bombardementen. Velen onder hen bezweken aan hun verwondingen of ziekte. La Roche-en-Ardenne werd officieel erkend als martelaarstad van de Slag om de Ardennen en ontving het Oorlogskruis 1940 met palm, dat op het wapen van de stad te zien is.