In januari 1945 hadden de verschillende Einsatzkommandos van de Sicherheitspolizei-SD het bevel gekregen om zogenoemde ‘Todeskandidaten’ dood te schieten zodra de geallieerde troepen op het punt stonden de regio te bevrijden. ‘Todeskandidaten’ waren aanvankelijk verzetslieden die op de nominatie stonden om te worden doodgeschoten als het verzet acties uitvoerde die de bezetter schade toebrachten. Deze reactie was een wraakactie van de bezetter en gehoopt werd dat er een afschrikwekkende werking van uitging.
Het bevel in januari bepaalde echter dat deze gevangenen sowieso moesten worden doodgeschoten bij ‘dreigende plaatselijke strijd’ ofwel zodra de geallieerden in de buurt waren. Hier ging geen gerechtelijk vonnis aan vooraf.
Op maandag 9 april 1945 werden op bevel van SS-Hauptscharführer Robert Lehnhoff van het Einsatzkommando-Groningen, negen gevangenen uit het huis van bewaring in Groningen gehaald om te worden gefusilleerd. De negen werden in een vrachtauto geladen die met zeildoek werd afgedekt. Vijf leden van de Sicherheitspolizei-SD reden mee. Harmannus Pieter Schuringa, de commandant van de Nederlandse Binnenlandse Strijdkrachten uit Leek in Groningen, zag kans om drie uur ‘s nachts uit de vrachtauto te springen en te ontkomen.
Er werd nog anderhalf uur gezocht naar Schuringa, maar zonder resultaat. Inmiddels begon het licht te worden en daarom keerde de vrachtwagen met gevangenen terug naar Groningen.
In de ochtend van 10 april werd een tweede poging gedaan. Nu werden echter tien gevangenen weggevoerd. Ook kunstenaar Hendrik Nicolaas Werkman (kunstenaarskring ‘De Ploeg’) was aan de groep toegevoegd. Hij werd ervan verdacht illegaal drukwerk te hebben gemaakt. De beide vrachtauto’s reden naar de plaats van de executie. Op de Nije Drintsewei tussen Bakkeveen en Allardsoog werden de tien gevangenen één voor één doodgeschoten.
Door de zware mist hebben de omwonenden niets kunnen zien. Op woensdag 11 april ontdekten enkele personeelsleden van de Nederlandse Heidemaatschappij dat er op een stuk bouwland was gegraven (op de plaats waar nu het monument staat). Daar vonden ze de tien stoffelijke overschotten. Onder geheimhouding werd de afschuwelijke vondst bij de leiding van de Volkshogeschool in Allardsoog gemeld, die de commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten in de gemeente Opsterland waarschuwde. Men vreesde voor een herhaling, maar er gebeurde niets meer.
De Canadezen waren met een snelle opmars bezig. Zondagmorgen 15 april, Bevrijdingsdag, werd het acht meter lange graf geopend zodat de identiteit van de slachtoffers kon worden vastgesteld:
A.E. GORTER WOLDENDORP
DS. S.J. HOEKSTRA MIDWOLDA
J. KAZEMIER VEENDAM
H. MULDER NOORDBROEK
MR. M. RITZEMA NIEKERK
A.P.B. SANDERS OUDE PEKELA
A. SMIT HOOGKERK
E.L. UBBENS HUIZINGE
H.N. WERKMAN GRONINGEN
A. V.D. WOUDE GRONINGEN
De begrafenis van het tiental volgde op 17 april op de begraafplaats in het bos bij Bakkeveen. Kazemier werd naar Aduard gebracht en later werden de anderen herbegraven in hun eigen dorp. Alleen het stoffelijk overschot van Werkman bleef in Bakkeveen.
Hoofddader SS-Hauptscharführer Robert Lehnhoff werd in juni 1945 gevangengenomen op Schiermonnikoog. Vanwege schuld aan talloze wreedheden en moorden werd hij ter dood veroordeeld. Ook een gratieverzoek aan Koningin Juliana veranderde niets aan zijn lot. Op 14 juli 1950 werd het vonnis in Groningen voltrokken.