Degenen die hier begraven zijn, zijn allemaal bemanningsleden van toestellen die tussen 1942 en 1945 in de omgeving zijn neergeschoten. Het betreft zeventien Britten, twee Canadezen en twee Nieuw-Zeelanders.
Vanaf 1941 voerde de Britse Royal Air Force regelmatig luchtaanvallen uit op doelen in Duitsland. Almelo en Wierden lagen in een belangrijke vliegroute. Regelmatig vonden in het Twentse luchtruim gevechten plaats. Aanvankelijk voerden bommenwerpers in de nacht hun taak uit, maar toen de Verenigde Staten bij de oorlog betrokken raakten, ging men ook overdag vliegen. Vanaf 1942 werd het aantal vluchten opgevoerd.
De vluchten waren gevaarlijk, want de bezetter probeerde op allerlei manieren de toestellen neer te halen. Snelle Messerschmitts van de vliegbasis Twente probeerden de geallieerde vliegtuigen in de lucht uit te schakelen en op de grond vuurde luchtafweergeschut aan de lopende band omhoog.
Het laatste geallieerde vliegtuig dat bij Wierden neerstortte, verongelukte op 23 september 1944 op een zandweg bij het buurtschap Zuna. Doordat de bom nog aan boord was, volgde er een hevige explosie, die grote schade veroorzaakte aan de boerderijen in de omgeving. De drie omgekomen bemanningsleden (sergeant-boordschutter A.D. Jones, flight-sergeant T.A. Harrington en sergeant-boordschutter F. Wilcock) werden de volgende morgen begraven op het kerkhof van Wierden.