In de scoutcar zitten commandant luitenant Strachan, chauffeur Mc Kerron en schutter korporaal Harry (Bill) Wilson. Bij hun verkenning van het Stedeke rijden de drie in de richting Neede, waar het noodlot er hoogte van de christelijke school toeslaat.
De Engelsen worden onder vuur genomen vanuit een Duits mitrailleursnest. Mc Kerron keert het voertuig waarna de eenheid wordt getroffen door een Duitse pantservuist en de scoutcar in brand vliegt. Zijn metgezellen weten uit het brandende wrak te komen en worden door de Duitse bezetter gevangengenomen. Wilson heeft minder geluk. Zijn kleding vat vlam. Hij rolt zich over de weg in de bermsloot, maar heeft de pech dat daar nauwelijks water in staat waardoor hij levend verbrandt. Hij is 32 jaar. Zijn verkoolde lichaam wordt nadat het wat rustiger is geworden, in een zak gestopt en begraven in een naburig veld.
Het graf wordt gemarkeerd met een houten kruis. Later wordt het stoffelijk overschot overgebracht naar de Algemene Begraafplaats van Diepenheim. Hij vindt er zijn laatste rustplaats na op drie fronten te hebben gevochten: in het Midden Oosten (van 19 oktober 1943 tot 3 januari 1944), in Noord Afrika en in Italië (van 21 mei 1942 tot 18 oktober 1942) en in Noordwest Europa. Hij is zowel bij leven als postuum meerdere keren onderscheiden.
Later op diezelfde eerste Paasmiddag wordt de zwaargewonde Engelse soldaat Sydney Stacy van het Worchesterregiment gevonden. Ook hij bezwijkt aan zijn verwondingen en vindt een laatste rustplaats op de Algemene Begraafplaats in Diepenheim.