Arnold ten Heggeler en zijn zus Marie vertelden in 2014: “Ineens werd er hard op de voordeur gebonkt. Binnen schrokken we ons rot. Nooit kwam er bij ons iemand door de voordeur en zeker niet op dat tijdstip. De voordeur vloog open en die Hongaar kwam als eerste binnen, hij deed heel gewichtig met zijn klakkende hakken en zijn geweer. Hij had ons verraden. Het was zo’n naar mannetje. Ik zie hem in mijn dromen nog vaak binnenkomen bij ons”, zegt Marie.
Ze vertellen dat in het kielzog van de Hongaar een Duitse SS-officier binnenkwam en daarna tientallen soldaten. Ze hadden de boerderij omsingeld en hadden de beide Polen en de onderduikers al uit de schuur gehaald. De Polen werden buitengewoon hardhandig behandeld. Ze werden geslagen en geschopt.
Arnold: “We moesten allemaal plat op de vloer gaan liggen. We schrokken enorm en waren heel bang. Jan, Henk en ik werden meegenomen naar de deel. Met de leidsels van het paard en met touwen werden we vastgebonden en afgevoerd. We liepen naar Goor en dat was vooral voor Jan niet gemakkelijk. Hij had een beugel aan zijn linkerbeen als gevolg van kinderverlamming. Ik snap nog steeds niet hoe hij het volgehouden heeft.”
In de ULO aan de Goorse Schoolstraat werden de jongemannen verhoord. Everhardus had een revolver bij zich die hij in de wc dumpte, bang als hij was dat de Duitsers hem daarvoor zouden straffen. “De andere dag werden we naar Almelo gebracht. Daar hebben we een nacht in de cel gezeten. De volgende dag werden
we weer verhoord. We stonden daarbij de hele dag tegen de muur met een mitrailleur achter ons.”
In Almelo zijn Jan als oudste van de drie broers en de twee leden van de ondergrondse Harrie Woertman en Evert Bos weggehaald bij de overige gevangenen. Er zat een man of zestien in één cel.
Het boerenbedrijf van de familie werd intussen compleet leeggeroofd. Kippen werden geslacht en opgegeten. Het vee en het geoogste graan werd afgevoerd, maar ook alle waardevolle spullen die de familie in huis had, kleding, het zilver, de gouden sieraden. Alleen de kleren die ze droegen bij het moment van de
inval, mochten ze houden. Marie: “Het ergste was nog dat we door de ramen konden zien dat de meiden uit Millingen die bij ons als evacué ingekwartierd waren, het met de Duitsers aanpapten en in onze kleren liepen.”
Twee dagen later kwam het bericht dat Jan gefusilleerd was, samen met Woertman en Bos, de twee leden van de ondergrondse uit Goor. Jan Brummelhuis, een neef van de familie, had de mannen geïdentificeerd. De beide Polen waren meteen al geëxecuteerd.