Door turfafgraving in de 17e en 18e eeuw ontstond er rondom de Loonse en Moerse landbouwgebieden veel stuifzand en dat bedreigde de landbouw in die omgeving. De boeren planten daarop eikenwallen om dat stuifzand van hun grond weg te houden, met succes.
In die stuifduinen bouwt een Tilburgse familie in 1943 een kelder voor onder andere de opslag van (gesmokkelde) producten. Deze uit Tilburgse stenen gebouwde kelder krijgt eind 1944 een andere bestemming, die van schuilkelder voor diverse families uit onder andere Kaatsheuvel. De gezinnen wonen oorspronkelijk aan de Marktstraat te Kaatsheuvel, maar door de aanhoudende Duitse beschietingen vanaf de overkant van de Maas besluit men een veiliger onderkomen te zoeken. Soms schuilen er wel twintig personen tegelijk. Er liggen strooien bedden in de kelder en er is een kleine kachel aanwezig. Overdag gaan de kinderen naar school, de ouders naar het werk en ‘s avonds keert iedereen weer terug. Uit de verhalen van een vrouw die lang van deze ruimte gebruik heeft gemaakt als jong meisje, weten we dat het soms een hachelijke onderneming moet zijn geweest. Ook de bar koude winter van ‘44-‘45 helpt niet mee en het is soms echt afzien.
De schuilkelder is buitengewoon stevig, hij is geheel van steen, met gewelven en ondersteund door ijzeren balken. De ingang is zodanig gemaakt dat je niet rechtstreeks naar binnen kunt schieten: er zit namelijk een knik in en een stalen deur. Verder ligt hij in een duin ingebouwd en is dus moeilijk te zien. Uit historisch en archeologisch onderzoek blijkt dat er van dit soort schuilkelders meerdere zijn in Nederland. Het unieke van deze is dat hij nog in originele staat is.