Uit het zicht van de vijand stapten de soldaten uit de vrachtauto’s en verzamelden de officieren hun manschappen. Nadat de compagniescommandant het bevel had gegeven, liepen de soldaten in ganzenpas richting de overkant van de dam. Toen de Canadezen in het blikveld van de vijand kwamen, opende deze het vuur. Geweerkogels vlogen de soldaten om de oren. De Canadezen lieten zich snel vallen. Drie officieren waren te laat en werden door kogels getroffen. Onbereikbaar voor de ambulance lagen de getroffen mannen in het hoge gras te kermen. Twee hospikken met een brancard trotseerden de Duitse kogels en renden naar de slachtoffers toe. Met gevaar voor eigen leven snelden de moedige soldaten drie keer heen en weer om de gewonden in veiligheid te brengen. Vanwege de slechte toestand van de wegen, waren de hospikken daarna gedwongen om de patiënten te voet naar de dokter op het bataljonshoofdkwartier te dragen. Mede hierdoor kwam voor twee van de gewonden de hulp te laat: De kogels die Stewart Jones en Harold Lindal troffen, werden hen fataal. Omdat de voorhoede van het bataljon zonder aanvoerders op de Kreekrakdam was achtergebleven, besloot de commandant om zijn troepen voorlopig terug te trekken. Met als doel om later een nieuwe poging te wagen om door de Duitse verdediging te breken, vroeg de commandant de artillerie om de infanterie met grof geschut te ondersteunen. Het meeste afweervuur was afkomstig van een stelling nabij een boerderij langs Middenhof, zo’n 2.000 meter verderop. Deze vijandelijke stelling kreeg de codenaam ‘Mary’. De Canadese artillerie nam haar opdracht erg serieus en met alle middelen die ze tot hun beschikking hadden werd het vuur op de stelling geopend. Voorafgaand aan de artilleriebeschieting verschenen er al Typhoons, geallieerde jachtbommenwerpers, aan de horizon. Met brullende motoren stortten de toestellen zich op de Duitse positie. De banen van de raketten werden gemarkeerd door een rookpluim, waarna de projectielen met enorme explosies doel troffen. Terwijl de luchtmacht hun vernietigende werk voortzette, mengde de artillerie zich met groot geweld in de strijd. Met een aanzwellend gefluit kondigden zware granaten zich aan vanuit Kloosterzande en ook uit Ossendrecht arriveerden nog meer granaten. Al snel zagen de Canadese infanteristen rookpluimen aan de horizon verschijnen. De volgende dag opende de artillerie opnieuw het vuur op kruispunt Mary. Tijdens de beschietingen slopen de soldaten van het Essex Scottish Regiment langs de dijk in de richting van het aanvalsdoel. Er hing een dichte ochtendmist, wat de aanvallers hielp om ongezien nabij de verwoeste Duitse positie te komen. De sectie van luitenant Clarence Jeffery arriveerde als eerste bij de vijandelijke positie. Een prikkeldraadversperring blokkeerde de weg en een Duitse machinegeweerschutter die de storm van bommen en granaten had overleefd, opende het vuur. Desondanks lukte het Jeffery zijn manschappen voorbij het
prikkeldraad de loopgraven in te leiden. Daar volgden schermutselingen met de laatste Duitse soldaten. Na enkele uren gaf de overgebleven bezetting van de stelling de strijd op. Een honderdtal Duitse soldaten werd met de handen boven het hoofd afgevoerd. Luitenant Clarence Jeffery werd onderscheiden met de Nederlandse Bronzen Leeuw voor zijn optreden tijdens deze gevechten.