Het Mausoleum wordt ontworpen en gebouwd door hoogleraar J.T.P. Bijhouwer en bouwkundige J. Brands. Het Canadese bevrijdingsleger, dat in 1945 nog steeds in Ede verblijft, helpt hen daarbij. Deze soldaten van de Zevende Infanterie Brigade vervoeren 90.000 stenen uit de Betuwe en de nodige wagens rivierzand uit Wageningen om het project uit te kunnen voeren.
Het is voor de betrokkenen noodzakelijk dat het eregraf in een stijlvolle setting wordt geplaatst. Als gevolg hiervan wordt het bos rond de Paasberg gekapt en er wordt een park met gazons en lage beplanting gebouwd. Het Mausoleum bestaat uit twee kolommen met een muur ertussen. Een opmerkelijk kunstwerk van de Amsterdamse beeldhouwer V.P. Semeyn staat boven op de rechterkolom. De mannenfiguur vertegenwoordigt de gevallen strijder die opnieuw op staat. De muur tussen de kolommen is een symbool voor de talloze muren waarvoor slachtoffers van de oorlog zijn gefusilleerd. Veertig grafnissen worden in het Mausoleum geplaatst.
Op 12 december 1945 vindt in Ede een rouwdag plaats. Op deze dag wordt het lichaam van een van de gevallenen met veel respect bijgezet. In de veertig sluitpanelen voor de grafnissen worden de namen gegrift van de vierenveertig gesneuvelde Edese verzetsmensen. Het monument wordt op 2 augustus 1947 door Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Bernhard onthuld. Het Mausoleum is toen aan het gemeentebestuur gegeven. Op initiatief van de gemeente is Het Mausoleum in 2009 aangewezen als gemeentelijk monument en in 2013 wordt het een beschermd Rijksmonument.
Tot nu toe is het stoffelijk overschot van dertig omgekomen verzetsmensen van hen daadwerkelijk in dit mausoleum bijgezet.