In het Rochusziekenhuis in Brüggen, op de hoek van de Hagenkreuzweg en de Hochstraße, werkten in de eerste oorlogsjaren vijf tot zes nonnen. Ze verzorgden zieken en mensen in nood. Toen het bevel kwam om te evacueren, weigerden ze te vertrekken. Ze maakten zich zorgen dat het ziekenhuis geplunderd zou worden en daarna onbruikbaar zou zijn. Dankzij hun moed was St. Rochus na de oorlog het enige gebouw in de omgeving dat nog bruikbaar was. Uit die tijd zijn dagboekaantekeningen bewaard gebleven, vermoedelijk geschreven door de moeder-overste, zuster Titiana (1893–1964). 1 maart 1945: “Om 11:45 rijdt de eerste tank binnen. Snel de vlag naar buiten. Wij zusters gaan in het open raam staan, zodat de Amerikanen niet schieten. Wanneer ze ons zien, maakt een zwarte soldaat een groot kruisteken. Twee Amerikanen vragen om een middagmaal, anderen brengen we koffie. Hoe zou onze Duitse 'Muckefuck' gesmaakt hebben bij die verwende Amerikanen? Hoe dan ook: voor ons is de oorlog voorbij.