Na de invasie van de geallieerden in Normandië en hun opmars naar het noorden zijn vanaf september 1944 steeds meer geallieerde jagers actief boven Nederland. De bommenwerpers en jachtvliegtuigen maakten voor hun navigatie o.a. gebruik van de grote rivieren in het Rivierengebied.
Tijdens de vluchten richting Duitsland kregen ze te maken met luchtafweergeschut en aanvallen van vijandelijke toestellen in de lucht. De Luftwaffe stationeerde in Nederland namelijk jachtvliegtuigen om het luchtruim te verdedigen.
Het geronk van de vliegtuigen zorgde ook voor hoop onder de bevolking; er werd gestreden voor bevrijding. Maar zodra de mensen de vliegtuigen of het luchtafweergeschut hoorden, haastte men zich naar binnen of zochten een schuilplaats. Zo hoopte men veilig te zijn voor het geweld dat van boven kwam. In Vuren haalde een vader zijn spelende dochters naar binnen toen hij het afweergeschut hoorde. Het Poolse vliegtuig dat werd neergehaald kwam echter precies op hun woning terecht waarbij ze alledrie om het leven kwamen. De piloot die uit het vliegtuig sprong, overleefde de crash en werd gevangen genomen.
De prijs die betaald werd door de geallieerden was hoog. Zonder de inzet en opoffering van de geallieerde vliegers had de onderdrukking en vervolging in Nederland (en Europa) waarschijnlijk nog een stuk langer geduurd. In totaal verloor de RAF 55.000 vliegeniers en de US Air Force meer dan 37.000, daarvan kwamen er vele honderden neer in het Rivierengebied.