In de Betuwe op het platteland kende men nauwelijks een voedseltekort. Mensen die het lichamelijk op konden brengen liepen tientallen kilometers met een handkar, fiets, kruiwagen of kinderwagen naar het platteland om kostbaarheden te ruilen voor voedsel. Geld was niet veel waard en omdat er weinig te koop was, bloeide op het platteland de ruilhandel.
De stedelingen, vaak vermagerd en ondervoed, kwamen onder andere langs de boerderijen in Herwijnen op zoek naar voedsel.
Zo kreeg de familie Liefhebber uit Slikkerveer een bord soep en een slaapplaats van familie Van Zee van boerderij “De Vossenhol”.
Een andere familie, uit Rotterdam, ruilde voedsel in Herwijnen: ‘Pa en broer Kees gingen op de fiets de boer op en kwamen terug met een halve zak aardappels, geruild bij een boer in Herwijnen voor wat tabaksstof!’
Op 29 april 1945 begon operatie Manna, waarbij vliegtuigen laag over de grote steden in het westen van het land vlogen en voedsel via parachutes dropten. Zo werd er in 8 dagen 535 ton voedsel uitgegooid. Veel Nederlanders werden dankzij de voedseldroppings van de hongersnood gered.