Op donderdagavond 5 april was Coevorden door de Canadezen bevrijd. De volgende dag reden enkele Canadese pantserwagens vanuit Coevorden naar Dedemsvaart. Ze namen er een aantal Duitse soldaten krijgsgevangen en reden vervolgens naar het terrein van het tramstation.
De bewoners van Dedemsvaart dachten dat ze waren bevrijd. Juichend gingen ze de straat op, staken de lang verborgen driekleur uit en gingen op jacht naar NSB’ers. Al snel was er een aantal NSB’ers en Wehrmachthelferinnen opgepakt en opgesloten in een school nabij het tramstation.
Weldra werd duidelijk dat er te vroeg was gejuicht. De Canadese pantserwagens vormden een verkenningseenheid, die ’s avonds om zeven uur terugkeerde naar de hoofdmacht in Gramsbergen, niet ver van Coevorden. Ze namen de Duitse krijgsgevangenen mee. De gevangengenomen NSB’ers bleven achter in de school, bewaakt door twee verzetsstrijders.
Heel veilig was het niet, omdat het nabijgelegen Balkbrug nog door de Duitse soldaten werd bezet. Toen zij hoorden dat de Canadezen vertrokken waren en er nog NSB’ers werden gevangengehouden, aarzelden ze niet en ondernamen een inval in Dedemsvaart. Na een kort vuurgevecht was Dedemsvaart weer in handen van de Duitse bezetter, de bevrijding was van korte duur geweest.
Zo'n vijftig mensen werden ingesloten in het tramgebouw. Vrouwen en kinderen mochten vertrekken, maar zo'n dertig mannen moesten mee naar café Leunge in Balkbrug. Daar mocht nog eens de helft vertrekken, vijf andere mannen werden tegenover een vuurpeloton gezet.
Het bestond uit Nederlandse leden van de Grüne Polizei. Zij moesten de executies op hun landgenoten uitvoeren. Ze weigerden in eerste instantie, maar werden door hun commandant onder druk gezet toch te schieten. Dat gebeurde zo ongericht dat slechts één van de vijf mannen dodelijk werd getroffen. In alle hectiek wisten de anderen te ontsnappen door zich dood te houden of te vluchten.
Om te voorkomen dat het met de volgende tien ook zo zou gaan, besloot men hen afzonderlijk een nekschot te geven. Van die tien mannen sloeg er een op de vlucht en werd een ander wel gewond maar niet gedood. Zo waren het uiteindelijk negen mannen, van wie niets anders ten laste kon worden gelegd dan dat zij zich te vroeg hadden verheugd over de komst van de bevrijders, die in de avond van vrijdag 6 april het leven lieten.
De volgende ochtend, zaterdag 7 april, troffen inwoners van Balkbrug de negen lichamen aan op straat. De slachtoffers waren gewone burgers: vaders, buren, collega’s. De schok in het dorp was groot. In een bijgebouw van café Leunge werden ze tijdelijk op stro ‘opgebaard’. Diezelfde ochtend keerden de Canadezen terug en bevrijdden Dedemsvaart voorgoed. Op weg naar Balkbrug werden ze er geconfronteerd met twee door de Duitse bezetter opgeblazen bruggen over het Dedemsvaart kanaal, waardoor hun opmars tijdelijk tot stilstand kwam.
Dankzij de inzet van de burgerbevolking van Balkbrug in de dagen erna werd een noodbrug aangelegd, aanvankelijk bewaakt door leden van de Binnenlandse Strijdkrachten (BS), later door Franse parachutisten die in het kader van operatie Amherst in deze omgeving waren geland. Dat was inmiddels relatief veilig omdat de de Duitser bezetter ‘s nachts na het opblazen van de bruggen zich teruggetrokken had in de richting van De Wijk en Meppel.
Er werd ondertussen met man en macht gewerkt om de opgeblazen brug over het kanaal weer te herstellen. Op woensdag 11 april was het dan eindelijk zover en daarmee ook de bevrijding van Balkbrug een feit. Vanuit zuidelijke richting bereikten via Ommen enorme colonnes voertuigen de herstelde brug om verder te trekken in noordelijke richting voor de bevrijding van Drenthe en Groningen.