Op 6 april waren de eerste verkenners al op weg naar het noorden. Verkenners onder leiding van de Kapitein Victor Combes Stilwell hadden de noordrand van Meppel al verkend. Commandant Stilwell was in contact gekomen met verzetsstrijder Jan Poortman uit Meppel die hij vroeg om nog geen vlaggen uit te hangen omdat de Duitsers nog niet waren verdreven en omdat diezelfde avond de Verkenners terug moesten naar hun nachtlocatie in Lutten (Overijssel).
De dag erop keerden de Canadezen terug voor een verkenning van Meppel om een doorgang richting Friesland te vinden. Een andere Canadese eenheid wist diezelfde dag tot in de Wijk te komen, op de grens van Overijssel en Drenthe. Om de Duitse bezetter in verwarring te brengen en de bruggen in Drenthe veilig te stellen werden in de nacht van 7 op 8 april 700 Franse parachutisten in Drenthe gedropt.
Een aantal Fransen landde in de bossen bij Staphorst. Het lukte hen op zondag 8 april om contact te krijgen met Canadese verkenners van het gepantserde regiment Manitoba Dragoons. In de dagen erna werd er samen met het verzet alles aan gedaan om de weg vrij te maken voor de oprukkende geallieerde legermacht.
Door het stugge verweer van de Duitse bezetter duurde het nog tot 13 april voor Meppel vanuit de richting Staphorst en vanuit het oosten door verschillende eenheden werd bevrijd. Bevrijding is een groot woord want de vijand had zich inmiddels verder teruggetrokken waardoor vele Canadese troepen ongehinderd door Meppel konden rijden op weg naar Friesland.